donderdag 12 maart 2009

Klokken

De trein wiegt mij in een prettige halfslaap. Verderop in de coupé klinkt wat Marokkaanse muziek. Maar mijn medereizigers zijn allen opgesloten in hun eigen wereld, hun eigen Ipod oortjes. Spoorstudenten en zakenmannen. Het is donker, ik zie alleen de verlichte snoepautomaten en de klokken op ieder station. Die klokken, die zouden mooier, grootster moeten zijn. Het station drááit om tijd; vertragingen duren te lang, afscheid te kort. De klok is het levensbloed van het station. Het is dan ook onbegrijpelijk dat het een lelijk, simplistisch blauw-wit ding is. Het zou een klassieke, luid tikkende klok moeten zijn.
Terwijl de trein vertrekt laat een schoonmaker een vuilniszak openscheuren.

De lantaarnpalen schieten voorbij, ook al zo lelijk. Iemand trekt een blikje open, ik heb dorst. De conducteur komt binnen, een dikke veertiger met snor. Hij blaakt zijn plichtmatig 'Goedenavond!'. Iedereen zwijgt, behalve ik. Ik groet hem, een beleefdheid die ik van mijn grootmoeder heb overgenomen.
De man waggelt verder, en de trein raakt steeds leger.
Ik vraag me af hoeveel mensen de machinist al heeft doodgereden. Triest is het, droevig, als laatste daad het spoornet te ontregelen.
Nog altijd beter dan je vrouwelijke klasgenoten dood schieten. Ik staar naar mijn reflectie en probeer tot een Groter Begrip te komen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten